Wat is een Taalactiviteitenkaart?
De Taalactiviteitenkaart, ook wel TAK genoemd, wordt ingezet voor het ondersteunen van taal door het aanwijzen van pictogrammen. De kaart richt zich op een specifieke activiteit.
Welke woorden zet je op een Taalactiviteitenkaart?
Op een Taalactiviteiten staan zowel kernwoorden als randwoorden. Kernwoorden zijn voornamelijk functiewoorden, denk aan lidwoorden (de), voegwoorden (en), voornaamwoorden (ik), voorzetsels (uit), telwoorden (een) en veelvoorkomende werkwoorden (willen). Randwoorden zijn specifiek voor een onderwerp of situatie. Het gaat vaak om zelfstandige naamwoorden. Denk aan hobby’s, namen voor eten en drinken en activiteiten. Randwoorden maken communicatie specifiek, concreet en persoonlijk.
Kijk bijvoorbeeld naar de zin "ik wil de ballon". Ik, wil en de zijn kernwoorden. Ballon is een randwoord. Het is lastig om alleen de betekenis van een boodschap te weten met alleen een zelfstandig naamwoord. Neem bijvoorbeeld het woord 'chocomel'. Betekent dit dat de persoon zin heeft in een glas chocolademelk, dat hij zich afvraagt of je eraan hebt gedacht om chocolademelk te kopen, of verwijst het naar een voorval waarbij een klasgenoot eerder op school zijn chocomel over de tafel heeft gemorst? Het is daarom belangrijk om randwoorden te combineren met kernwoorden.